Gevalletje hogere wiskunde denk ik . De zijkant opmeten en dan delen door het aantal wiebertjes wat je wilt hebben, dan weet je dus ook hoe groot je ze kunt maken. En als dan blijkt dat ze 3,68 cm moeten worden, dan kun je natuurlijk altijd 3,5 doen en een heel klein beetje smokkelen met de tussenruimte.
Of zo iets zei de professor

even wat wiskundige formules uit mijn stoffige hoofd halen

omtrek cirkel is 2 X pi X r,       formule is 2?r (het pi symbool kan ik niet goed krijgen)
waarbij ?=pi = 3.14
en r= is de straal van de cirkel

dus een taart met diameter van 26 cm is 2 X 3.14 X 13 = 82 cm (even afgerond)

en als je de omtrek weet en je weet het breedste stuk van je wieber dan kan je uitrekenen  hoeveel er passen en hoe je ze het beste kan verdelen.

Of je deelt de omtrek  in dit geval 82 cm door b.v 16 (= aantal wiebers dat je wilt) dan weet je dat het breedste stuk van een wieber  ca 5,1 cm moet zijn

Ik hoop maar dat je het snapt (ik denk dat vele leerlingen blij mogen zijn dat ik nooit voor een klas kom te staan )

Gr Martine

PS opp van een cirkel is 2?r² voor het geval iemand het nog wilde weten

Nou, Martine, ik vind dat je geslaagd bent voor wiskundejuf!

Ik vroeg me laatst ook al af hoe ik dat nou het best kon uitrekenen om streepjes oid mooi te kunnen verdelen rond een taart, hiermee moet dat lukken!

PS: voor wie rekenen niet zijn sterkste kant is: neem een centimeter uit de naaidoos, dan kun je de omtrek gewoon meten Je moet dan natuurlijk wel nog delen door het aantal wiebers dat je wilt maken om te weten hoe breed ze moeten worden....

PS: Eugenie, ik las Wie berelief?